'O Robijn, o meisje.’ ‘Zijn hoofd!’ We omhelzen elkaar. Alles aan haar voelt rond. In mijn neus kriebelen hennakrullen. ‘Wat ben ik blij dat jíj hier bent. Je bent toch nog helemaal met Benjamin verbonden!’ Ik glimlach met natte ogen.

Studente Robijn de Vries wordt op een zaterdagochtend uit bed gebeld door de politie. Haar ex Benjamin ligt in kritieke toestand in het ziekenhuis. Robijn had net haar relatie met hem verbroken. Ze wordt overvallen door tegenstrijdige gevoelens. Na verschillende ontdekkingen die ochtend stapt ze in de trein naar Leeuwarden, waar haar vader een juwelierszaak heeft. Eenmaal daar aangekomen, wordt het haar duidelijk voor welke belangrijke keuzes ze in haar leven komt te staan.

Pieter de Groot, journalist en oud hoofdredacteur cultuurredactie Leeuwarder Courant

Het is natuurlijk een cliché om een juweliersdochter te laten weten dat ze een juweel ofte wel een pareltje van een novelle heeft geschreven, maar daarom is het niet minder gemeend. En niet om te paaien: het is ondanks de zwaarte van het thema met een fluwelen pen geschreven, die de vaart in het verhaal houdt, met een voortdurende afwisseling van tijd en plaats en met korte, sprekende dialogen, zonder onnodige uitweidingen en platitudes. Voor de ik-figuur kan de pijn niet groter, om het drama dan zo’n lichtheid mee te geven, is bewonderenswaardig. Terwijl je als lezer al snel meent te weten welke kant het uitgaat, wordt hij, althans ik, in de tweede helft sterk door ontroering aangeraakt. Geen woord ook te veel in het aangrijpende slot. Dan blijkt ook hoe goed de titel Oesterparel gekozen is.